Engelse naam: | (Northern) Sparrowhawk |
 |
Volwassen sperwer 31 juli 2007 |
 |
Sperwer en boerenzwaluw Kuipersveer, 3 augustus 2007 |
 |
Sperwerveren
|
 |
Mannetje sperwer 's Gravendeel, 2 april 2005 |
 |
Mannetje sperwer 's Gravendeel, 25 maart 2005 |
 |
Mannetje sperwer Maasdam, 28 april 2005 |
 |
Mannetje sperwer 's Gravendeel, 12 april 2004 |
 |
Juveniel vrouwtje, raamslachtoffer Strijen, 21 juli 2007 |
|
* jongen zijn al uitgevlogen maar worden nog in de buurt van het nest gevoerd door de ouders.
Kenmerken
De sperwer heeft korte ronde vleugels en een lange staart waardoor ze erg wendbaar zijn daardoor
kunnen ze goed door dichte bosjes heen vliegen. De bovenzijde is bruin-grijs, onderzijde licht met
dunne, donkere dwars strepen. De staart heeft 4 of 5 donkere dwarsbanden. Ze hebben lange dunne
poten met lange tenen, met name de middelste teen is opvallend lang. De mannetjes hebben wat meer
of minder oranje/rood op de borst en flanken en zijn aan de bovenzijde wat meer blauwgrijs tot
leigrijs. Ze hebben een oranjegele tot oranjerode iris, hoe donkerder de iriskleur hoe ouder het
mannetje. Het grootteverschil van mannetjes en vrouwtjes is opmerkelijk (zelfs het grootste van
alle in Nederland levende vogelsoorten) en komt het beste tot uitdrukking bij hun gewicht: het
mannetje weegt ongeveer de helft minder dan het vrouwtje.
Jonge vogels zijn in het geheel bruiner van kleur. Ondanks dat de sperwer veel voorkomt wordt de
soort veel minder vaak gezien dan b.v. de torenvalk omdat de sperwer zich meestal ophoud in de
dekking van bosjes e.d. Wanneer ze in open terrein vliegen, vliegen ze meestal snel en laag, de
contouren van het terrein volgend.
Gelijkende soorten
De sperwer is het kleinere evenbeeld van de havik: een "sperwer" zo groot als een buizerd is
duidelijk een havik vrouwtje en een "havik" zo groot als een turkse tortel is duidelijk een
mannetje sperwer. Lastiger is het onderscheid tussen een mannetje havik en een vrouwtje sperwer:
die kunnen qua afmetingen gemakkelijk worden verward. De sperwer heeft een minder afgeronde
staart en een snellere vleugelslag dan de havik. De sperwer zou door grootte en lange staart
ook nog kunnen worden verward met een torenvalk maar die heeft lange puntige vleugels terwijl
de sperwer korte afgeronde vleugels heeft.
Veren
De veren op de foto zijn van boven naar beneden:
2x rechter handpen, bovenste vrouwtje daaronder jong mannetje
1x linker armpen
2x staartpen, bovenste vrouwtje, onder jong mannetje
Het rode balkje boven op de foto is 10 cm lang.
Geluid
De alarmroep kan eigenlijk alleen in de broedtijd worden gehoord,
het is een luide snelle reeks van kí-kí-kí-kí-kí-kí klanken.
Verspreiding
De sperwer komt voor in vrijwel geheel Europa, en delen van Afrika en Azië.
Habitat en leefwijze
Sperwers leven in bos(jes) maar jagen doen ze overal, ook in open terrein en in tuinen in de
bebouwde kom. Jachtvluchten overschrijden zelden de 1500 mtr. Ze nestelen bij voorkeur in
grotere bosjes, bij voorkeur jong, wat dikker hout maar als dat niet voor handen is maken
ze gewoon gebruik van meer open, kleinere bosjes of soms zelfs losstaande bomen. De bosjes
moeten dicht genoeg zijn om dekking te bieden maar open genoeg om in te kunnen jagen. Sperwers
bouwen meestal elk jaar een nieuw nest in de buurt van de oude, waardoor clusters van nesten
ontstaan. Soms gebruiken ze een oud nest van één van de vorige jaren. Afhankelijk van de
(voedsel)situatie is de minimale afstand tussen nesten 500mtr tot 3 Km, maar jachtgebieden
kunnen deels overlappen. Door sperwers te zenderen is bepaald dat het jachtgebied 9 - 20Km2
groot is.
Sperwers zijn wendbaar maar niet bijzonder snel: tijdens een sprintjes halen ze tot 50Km/uur,
ze jagen voornamelijk vanaf een zitplaats, waarbij hij steeds van plaats verwisselt, of laag
vliegend langs heggen e.d. terwijl ze de contouren van het landschap volgen. Sperwers zijn erom
berucht dat ze heel fel achter hun prooi aan gaan (dit levert soms een botsing met een raam op).
Zware prooien worden ter plekke geplukt, lichtere prooien worden eerst naar een dekking vervoerd.
De sperwer gebruikt vaak min of meer vaste plukplaatsen.
Voedsel
Sperwers eten vrijwel alleen maar vogels (98%) en dan voornamelijk kleine zangvogels. Mannetjes
vangen aanzienlijk lichtere prooien dan vrouwtjes, die kunnen wel prooien tot turkse tortel en
soms zelfs wel houtduif verschalken. Omdat sperwers veel prooisoorten bejagen hebben ze over het
algemeen een stabiele populatie, in tegenstelling tot b.v. de torenvalk. Het mannetje eet 40 - 50 gr
per dag en het grotere vrouwtje 50 - 70 gr per dag (bijvoorbeeld 2 en 3 prooien ter grootte van
een mus).
Broedgedrag
Met name het mannetje blijft het gehele jaar in z'n territorium en in het voorjaar begint het
broedseizoen weer met baltsvluchten en nestbouw. Tijdens baltsvluchten duiken de vogels
afwisselend met tegen het lichaam aangehouden vleugels stijl naar beneden om even later weer
omhoog te schieten. Deze vluchten dienen om het territorium te verdedigen en aan te geven dat
het bezet is. Ook voeren ze samen zweefvluchten boven het territorium uit.
Nestbouw begint soms al in februari maar meestal wordt het nest in maart of april gebouwd.
Beide vogels bouwen aan het nest, mannetjes bouwen voornamelijk de hoofdstructuur en vrouwtjes
bekleden de nestkom. De takjes, soms wel tot 1500 stuks in een nest, worden in de buurt
afgebroken en worden dan stuk voor stuk aangevoerd en geplaatst. Sperwer bekleed, in
tegenstelling tot de havik en de buizerd, zijn nest niet met groene takken maar bekleed
de nestkom met schors.
Als de eileg nadert (meestal eind april/begin mei) neemt het aantal copulaties ook toe,
meestal vroeg in de morgen op een tak nabij het nest. Het mannetje voert het vrouwtje door
elke keer een prooi, meestal al geplukt, te brengen en het vrouwtje te roepen. Het vrouwtje
krijgt de prooi of neemt hem zelfs in vlucht over. Dit voeren is dan nog hofmakerij maar later,
als de eileg nadert, wordt ze volledig afhankelijk van het aangebrachte voer zodat ze
voldoende energie kan opslaan voor de eileg. Het vrouwtje doet vrijwel al het broeden en
ook gedurende die tijd wordt ze gevoerd door het mannetje, ze eet het aangebrachte voer op
een nabij gelegen tak en gaat daarna onmiddellijk weer verder met broeden.
Als alles goed gaat komen na 32 - 34 dagen de jongen uit het ei. Ze zijn compleet bedekt
met wit dons en kunnen gelijk hun ogen openen en stukjes vlees eten. Als het mannetje een
(al geplukte) prooi brengt neemt het vrouwtje die mee naar het nest en scheurt er kleine
stukjes af en voert die stukje voor stukje aan de jongen. Als de jongen genoeg hebben eet
ze zelf of slaat de rest op voor een volgende maaltijd. Het vrouwtje bebroed de jongen de
eerste 7 a 8 dagen continu . Daarna geleidelijk aan steeds minder en na een 2 weken gaat ze
zelf ook mee jagen om aan de steeds groeiende voedsel behoeft te voldoen. De rest van de
tijd worden de jongen alleen bedekt tijdens regen of koude.
Als de jongen het nest hebben verlaten, blijven ze nog 3-4 weken in de buurt van het nest,
waar ze worden gevoerd door hun ouders, waarbij het mannetje vaak voor 80% van het aangebrachte
voer zorgt. Gedurende die tijd groeien de jongen volledig uit en verbeteren ze hun
vliegvaardigheid en leren ze jagen. Daarna verspreiden ze zich en moeten ze op eigen benen
staan.
Het grootste gedeelte van de jongen vestigt zichzelf binnen 20 Km van de geboorteplek en
slechts weinigen gaan verder dan 50 Km. Vrouwtjes verspreiden zich doorgaans verder weg dan
mannetjes. Als sperwers eenmaal gebroed hebben neigen ze in die buurt te blijven maar niet
noodzakelijk in hetzelfde territorium.
Veel nestpogingen zijn niet succesvol: 15% stopt voordat er sowieso eieren zijn, en van de
resterende nesten met eieren mislukt weer 28% voordat de jongen uitkomen. Van de overgebleven
nesten met jongen mislukt weer 7% voordat de jongen uitvliegen: dus 43% van alle nesten oftewel
50% van de legsels mislukt. Succesvolle broedsels hebben gemiddeld 3,9 jongen, wat neer komt
op ongeveer 2,2 jong per gebouwd nest. Polygamie is zeldzaam.
Trek
Noord Europese sperwers trekken vrijwel allemaal naar het zuiden. Het gros van de Nederlandse
vogels blijft hier in de winter. Najaarstrek is in de periode september t/m oktober en in
maart en april vertrekken de gasten weer. De grootst bekende trekafstand is van Zweedse
sperwers die naar Zuid-Italië trokken en daarmee 2800 Km aflegden.
|